Cultuurkaart komende 10 jaar veilig gesteld

Vers van de pers, Minister Bussemaker ziet de noodzaak in van goed kunstonderwijs en trekt 5 miljoen euro per jaar uit om de Cultuurkaart voor alle middelbare scholieren de komende tien jaar te consolideren.

 

5 miljoen per jaar voor de cultuurkaart

Nieuwsbericht | 10-06-2013

Alle leerlingen moeten via goed cultuuronderwijs de kans krijgen hun creatieve talenten en vaardigheden verder te ontwikkelen. Minister Jet Bussemaker trekt 5 miljoen euro per jaar uit om de Cultuurkaart voor alle middelbare scholieren de komende tien jaar te handhaven. Dat schrijft Bussemaker vandaag aan de Tweede Kamer. In de brief gaat ze vooral in op de betekenis van cultuur in een veranderende samenleving en de rol van de overheid daarbij.

Voor minister Bussemaker hebben de maatschappelijke waarde van cultuur en cultuuronderwijs de komende jaren prioriteit. Afgelopen maanden sprak de bewindsvrouw met culturele instellingen, kunstenaars, musea, leraren, leerlingen en andere betrokkenen uit het culturele veld over de brede kracht van cultuur en hoe cultuur goed zichtbaar en toegankelijker gemaakt kan worden.

"Cultuur levert een grote bijdrage aan onze samenleving. Cultuur verbindt, vergroot je blikveld en draagt bij aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Door goed cultuuronderwijs ontwikkelen kinderen een creatieve en onderzoekende houding. Creativiteit en innovatie zijn belangrijke voorwaarden voor verdere groei van onze kennissamenleving," aldus Bussemaker.

Scholen dragen zelf ook bij aan de cultuurkaart.  De Cultuurkaart speelt als 'cultureel krediet' een onmisbare rol bij cultuuronderwijs voor middelbare scholieren. Daarnaast maakt de minister binnenkort samen met staatssecretaris Dekker afspraken met bestuurders van basisscholen om vast te leggen dat ze zich voor langere tijd samen inzetten voor goed cultuuronderwijs.

Slimme verbindingen

Volgens Bussemaker is het belangrijk dat de culturele sector zich meer openstelt en zelf slimme verbindingen legt met andere sectoren, zoals onderwijs, zorg en wetenschap. Het  is volgens de minister daarbij belangrijk om voor voorbeelden ook over de landsgrenzen heen te kijken. De cultuurfondsen krijgen de opdracht om een gezamenlijk programma te ontwikkelen om de verbindingen van de kunstdisciplines met andere maatschappelijke domeinen te versterken.  De creatieve industrie kan bij uitstek zorgen voor toepassingen van nieuwe technieken voor bijvoorbeeld de zorg en de infrastructuur.  Binnen het bedrijvenbeleid van het kabinet is de creatieve industrie benoemd als topsector.

Subsidies

Minister Bussemaker wil meer samenwerken met gemeenten en provincies om een goed cultureel klimaat in Nederland te bevorderen. Ze onderzoekt hoe ze subsidies afhankelijker kan maken van de aantoonbare resultaten van instellingen, bijvoorbeeld op het gebied van educatie en publieksbereik.

Talentontwikkeling

De grote podiumkunsteninstellingen voor dans, opera, muziek en theater hebben in het huidige systeem een grotere rol gekregen op het gebied van talentontwikkeling. Door de economische crisis en de bezuinigingen in de cultuursector blijkt de ontwikkeling en doorstroming van talent kwetsbaar te zijn. De cultuurfondsen gaan specifieke programma's ontwikkelen zodat talentvolle, jonge Nederlandse kunstenaars en makers zich kunnen blijven ontwikkelen, ook internationaal.

Ondernemerschap

Om de culturele sector te helpen financiert OCW de leergang Leiderschap in Cultuur.  Deze leergang is bedoeld om culturele leiders, zoals directeur en regisseurs, beter te laten inspelen op de nieuwe situatie waarin de cultuursector ondernemender moet zijn. Een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht en Kennisland gaat deze leergang uitvoeren.

 

Hieronder een artikel van de volkskrant over de Cultuurkaart

Zijlstra wilde er nog vanaf, maar Bussemaker handhaaft Cultuurkaart

Minister Jet Bussemaker van Cultuur (PvdA) trekt de komende tien jaar 50 miljoen euro uit om de Cultuurkaart voor middelbare scholieren te handhaven. Dat schrijft ze vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.

Maar we moeten af van het idee dat je met zo'n kaart één keer naar een toneelstuk gaat en dat is het dan. De kaart moet een onderdeel worden van het culturele curriculum op de middelbare school. Minister Jet Bussemaker

Met de Cultuurkaart krijgen scholieren korting op cultuur. Goed cultuuronderwijs heeft voor Bussemaker prioriteit. De tijd is voorbij dat het een leuke franje was, zegt ze vandaag in een vraaggesprek met de Volkskrant.Bussemaker ziet de Cultuurkaart, in tegenstelling tot haar voorganger Halbe Zijlstra die de kaart wilde afschaffen, als een 'uniek instrument' om jongeren in contact te brengen met cultuur. Met ingang van het schooljaar 2013-2014 stelt ze per jaar 4,9 miljoen euro beschikbaar: 5 euro per leerling in het voortgezet onderwijs. Scholen doen mee op vrijwillige basis en leveren een bijdrage van 10 euro per leerling.Bussemaker: 'Maar we moeten af van het idee dat je met zo'n kaart één keer naar een toneelstuk gaat en dat is het dan. De kaart moet een onderdeel worden van het culturele curriculum op de middelbare school.

Breder publiek Behalve op cultuureducatie gaat de minister in haar brief in op de verplichting van culturele instellingen om een breder publiek te trekken. Ze onderzoekt hoe ze in de toekomst subsidies afhankelijk kan maken van aantoonbare resultaten van instellingen, bijvoorbeeld op het gebied van educatie, samenwerking en publieksbereik. In de Museumbrief Samen werken, samen sterker die maandag verscheen, kondigde Bussemaker hetzelfde aan voor de musea. Die moeten meer gaan samenwerken, zoals de Raad voor Cultuur in haar advies aan de minister al eerder schreef.

Samenwerking. Als stimulans stelt Bussemaker tot 2017 2 miljoen euro per jaar beschikbaar. Ook musea die geen rijksmuseum zijn kunnen hiervan profiteren. Vanaf 2017 wordt van het huidge budget voor de rijksmusea 2,5 procent opzijgezet om de samenwerking verder te stimuleren. Het advies van de Raad voor Cultuur om de samenwerking van bovenaf op te leggen in zogenoemde ketens, legde de minister naast zich neer, omdat dat zou leiden tot te starre samenwerkingsverbanden. 'Samenwerking moet vanuit de musea zelf komen. Dat creëert meer draagvlak.'